Indicatoren

Competentie 1

1. Ik schep een sfeer waarin de leerlingen zich gewaardeerd voelen
2. Ik waardeer de inbreng van leerlingen in de les
3. Ik behandel leerlingen met respect en bevorder dat ze elkaar respectvol behandelen
4. Ik maak in voorkomende gevallen individuele leerlingen en de groep complimenten
5. Ik bespreek met leerlingen hoe ze denken over problemen in hun omgeving en koppel dit aan het vak
6. Ik expliciteer de normen en waarden waarop mijn gedrag is gebaseerd en help leerlingen dit ook te doen m.b.t. hun eigen handelen
7. Leerlingen kunnen bij mij laten zien wat ze kunnen en daardoor bevorder ik hun zelfvertrouwen
8. Ik schep een situatie waarin verschillen (ethisch, sociaal, emotioneel, cultureel) worden gewaardeerd en benut
9. Ik kan leerlingen laten samenwerken en zorgen dat de kwaliteiten van elkaar aan bod komen
10. Ik schep situaties waarin de leerlingen naar vermogen initiatief nemen en zelfstandig kunnen zijn
11. Individuele vrijheid van leerlingen gaat bij mij niet ten koste van anderen
12. Ik stimuleer dat leerlingen elkaar helpen en van elkaar leren
13. Ik help leerlingen hun eigen werk te controleren en te beoordelen
14. Ik ben goed bereikbaar en beschikbaar voor vragen en opmerkingen van leerlingen
15. Ik geef blijk van positieve verwachtingen t.o.v. leerlingen
16. Ik ben attent op pesten en discriminatie